IN DIENST VAN HET LAM Ds. H. Drost (1953-2025)

Op 1 april jl. overleed ds. H. Drost. Onze gebeden stijgen op voor zijn vrouw, kinderen, kleinkinderen en verdere familie. Zij verloren hun lief, en hun geliefde papa en opa. Eind vorig jaar kreeg hij van de dokter te horen dat hij aan een vrij zeldzame vorm van kanker leed en nog maar enkele maanden te leven had. Wat volgde was een tijd van ‘wachten op de HERE’ en verval van krachten. Uiteindelijk heeft de HERE hem op 1 april thuisgehaald. De geliefden die achterblijven, bidden we van harte de troost van de God toe, die hij bij leven met zoveel enthousiasme en vrijmoedigheid heeft gediend.

De wereld over
Het evangelie van de Here Jezus heeft Henk Drost in zijn leven de wereld over gebracht. Als klein jongetje bracht het hem al in Indonesië, toen zijn vader, ds. M.K. Drost (1923-1986), door de kerk van Enschede-Noord werd uitgezonden om de mensen daar als zendeling dat evangelie te verkondigen. En zelf heeft hij er ook stad en land mee afgereisd. Zo’n beetje elke vijf jaar wist hij zich als predikant geroepen om het evangelie van de Here Jezus weer op een andere plaats te verkondigen. Twee woorden zijn daarbij typerend: ‘gereformeerd’ en ‘missionair’. Om met het laatste te beginnen: na als gemeentepredikant de kerken van Eemdijk en Rotterdam-Oost te hebben gediend, verbond hij zich in 1990 aan de kerk van Brunssum-Treebeek, om als evangelist de instituering van een gemeente in Venlo voor te bereiden. En na vervolgens de kerken van Haren en Houten gediend te hebben, verbond hij zich in 2007 aan de kerk van Arnhem voor de missionaire arbeid in Oekraïne. Maar ook toen hij, na als laatste kerk die van Zwijndrecht-Groote Lindt gediend te hebben, emeritus-predikant geworden was, hield hij ‘hart’ voor het missionaire werk. Op allerlei manieren kwam dat tot uiting: in hulpdiensten die hij verrichtte, in contacten die hij legde en onderhield, in toerusting die hij verzorgde, maar ook in diensten waarin hij voorging. Want zo lang het kon, is hij blijven preken. Tot het niet meer kon, en hij afgelopen Kerst voor de laatste keer voorging in Kampen.

De Schrift in ere
Naast ‘missionair’ was Henk ook ‘gereformeerd’. Dat bleek onder meer uit zijn trouw aan de Schrift. Toen de kerken die hij altijd trouw gediend had naar zijn inschatting blijkens hun besluiten meer en meer de Schrift ontrouw werden, schroomde hij niet ze met Ria in 2019 te verlaten. Ter toelichting vertelde hij me toen te vinden dat als (en: omdat!) je als kerk van Christus bent, je de Schrift ook wel in ere moet houden. Anders zaag je als kerk de poten onder de stoel weg waarop je zit. Het heeft hem verdriet gedaan om de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) te verlaten, maar het deed hem bepaald niet bij de pakken neerzitten. In de GKN, het nieuwe kerkverband waarbij hij zich had aangesloten, reisde hij opnieuw stad en land af met het evangelie van de Here Jezus. Op zondag werd er steevast met enthousiasme tot in de verste uithoeken van het kerkverband gepreekt. En daarnaast verrichtte hij her en der ook hulpdiensten, en was hij ook actief in vormen van toerusting. Het typeerde hem bij dit alles, dat hij het ‘missionaire’ en ‘gereformeerde’ aan elkaar wist te verbinden. Zijn gereformeerde inslag behoedde hem voor oppervlakkigheid. Als hij preekte, gingen de Schriften open en werden ze de gemeente uitgelegd. Omgekeerd behoedde zijn missionaire inslag hem voor bekrompenheid. Hij had zich uit overtuiging aangesloten bij de GKN, maar sloot zich er bepaald niet in op. Zijn contacten gingen de grenzen ervan ver te buiten, die onderhield hij met vrijmoedigheid.

De dienst van het Lam
In de gesprekken die ik de laatste maanden met hem gevoerd heb, hebben we het onder meer gehad over ‘het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Joh. 1:29). Hij verbond die tekst met het onderwijs van artikel 3 en 4 van hoofdstuk 2 van de Dordtse Leerregels. De kracht en de waarde van de kruisdood van Gods Zoon zijn ‘oneindig’ en ‘meer dan genoeg om de zonden van de hele wereld te verzoenen’. Dat ook zijn zonden verzoend waren, gaf hem rust en kracht om te sterven. Tijdens de samenkomst die op 4 april jl. aan zijn begrafenis voorafging, heb ik op zijn verzoek het evangelie van het ‘Lam Gods’ ook verkondigd. Zoals hij dat zelf bij leven ook had mogen doen. En met de familie en andere aanwezigen, hebben we de HERE er ook uitvoerig en uitbundig om geprezen. ‘U, heilig Godslam, loven wij / Gij hebt voor ons aan ’t kruis geleden.’ De wetenschap dat die lofzang in de hemel (ook door hem!) wordt gaande gehouden, moge allen tot troost zijn die rouwen om zijn dood.

Ds. A. Bas, Genemuiden